Dubai

 

Twee uur ‘s ochtends is het als vliegtuig land in Dubai. Een kwartier later hebben we onze rugzakken. Pas vier uur later melden we ons, na een dutje op een geschikt bankje, voor de paspoortcontrole.  

De vrouwelijke douanier heeft geen aandacht voor ons.  Ze is aan het telefoneren, houdt haar kin tegen haar borst geklemd. Zo nu en dan tast ze met haar hand naar een plek onder haar kin, om het microfoontje dat daar ergens onder haar zwarte gewaad (abeyya) verstopt zit in de goede positie te duwen. Ondertussen typt ze wat gegevens in en stempelt ze de visa in onze paspoorten.

Tijdens dit hele tafereel kijkt ze niet één keer op om te kijken of onze gezichten overeenkomen met de foto’s die in onze paspoorten staan.

Onze aandacht is ook bij andere zaken. We zijn afgeleid door de traditioneel geklede Arabieren. Mannen in witte jurken met witte doek over hun hoofd die vastgeklemd wordt met een zwarte ring. De meeste vrouwen zijn in het zwart gekleed. Ze dragen lange zwarte gewaden, zwarte hoofddoeken, een enkele keer is zelfs hun gezicht bedekt. Soms met een doek of horretje, soms zoals we later vaker zien met een voorgevormd maskertje.

Het vliegveld, dat dagelijks grote stromen reizigers verwerkt is schoon, spiegelt, glimt en blinkt. De schaduw die ons lijf op de vloer werpt is de enigst zichtbare vlek.

Met onze rugzakken lopen we na de bagagecontrole de grote ontvangsthal binnen. “Wat nu??”

Van tevoren hadden we wel op internet gespeurd naar een aantrekkelijke hotelaanbieding, maar vonden niets dat ons aansprak. In onze reisgids vinden we als enigszins betaalbare plek een vervuild zakenhotel dat bevolkt wordt door Afrikaanse handelsreizigers. We hebben ons al verzoend met dit ongemak als we even later het loketje van de toeristeninformatie passeren. We spreken de man die achter dit loketje staat aan en storten ons daarmee onverwacht in een cultuurshock.

Op onze vraag, of hij misschien beschikt over een plattegrond van Dubai, barst een orkaan aan informatie los. Hij vouwt de kaart open, legt uit wat de structuur is van de stad, omcirkelt in hoog tempo een aantal plekken die we beslist moeten zien en beëindigt met de vraag: “Waar slapen jullie?”. Tot dat moment had hij tijdens zijn verhaal niet één keer adem gehaald en putte hij zijn hele woordenstroom uit één teug lucht.  

“Weten we nog niet.”, antwoorden we enigszins overrompeld door zijn tempo.

“Dan heb ik wel een goed idee voor jullie, loop maar achter mij aan”

Hij spreekt de man in één van de andere loketjes aan, zegt dat hij dat-en-dat hotel voor ons moet bellen. “Oh, heb je nóg een betere aanbieding?” horen we hem verrast zeggen. “Veel plezier in Dubai” en wég is hij.

In hetzelfde tempo handelt de man achter het nieuwe loketje. Voordat we er erg in hebben halen we de creditcard door de gleuf en is ons hotel voor de komende dagen geboekt. Voor een prijs veel lager dan het smoezelige zakenhotel, leven we de komende dagen in een gloednieuw hotel op een toplocatie.

 

Totaal overrompeld ploffen we neer op een bankje. “Wat was dat??”

De afgelopen maanden hadden we geleerd om veel tijd uit te trekken voor een eenvoudige vraag. Voordat we antwoord kregen op de vraag waar bijv. een tankstation was, voerden we eerst een uitvoerig gesprek over ditjes en datjes, antwoordden we beleefd dat we de mensen uit het land waar we op dat moment verbleven ontzettend aardig vonden, dat we het land mooi vonden, bespraken we onze voetbaljongens incl. de laatste Nederlandse uitslagen op locaal nivo en kregen tot slot na een lange denkpauze een aanwijzing dat het wel mogelijk zou zijn dat er ergens een tankstation is. Waren we zomaar een kwartier of veel langer verder.

  

Als we onze eerste ervaring een beetje hebben verwerkt, wagen we ons aan het tweede avontuur: we zoeken uit hoe we met het openbaar vervoer naar het hotel kunnen reizen.

Het meisje sprint achter haar loketje vandaan, loopt mee naar de plattegrond voor aanwijzingen, rent voor ons uit naar de kaartjesautomaat, is resoluut over de keuze die we moeten maken, grist wat geld uit onze hand en duwt er een paar kaartjes voor in de plaats terug.

“Thank you.”

Niet veel later sluiten we ons op in onze hotelkamer en bezinnen ons op een overlevingsstrategie hoe te handelen in een snelle en efficiënte wereld. “Dat is waar ook.” sputteren we nog even. “Het is ónze  snelle westerse wereld!” Schoorvoetend geven we toe dat er een enorme kloof ligt tussen de wereld waar we nu zijn en de wereld waar we gewend aan waren geraakt.

Die avond sluipen we uit ons hotel om nog eens naar de nieuwe wereld te gluren.

 

De volgende dag bellen we onze verscheper. Wat vanaf ons strand in Tanzania niet lukte, lukt hier onmiddellijk: we maken een afspraak en zitten een uur later op zijn kantoor.

Met een Dubaiaanse snelheid (het voltallige personeel bestaat uit mensen uit India)  wervelt hij door de formaliteiten, neemt de originele documenten in ontvangst, wijst ons nog even hoe we het makkelijkst terug kunnen reizen naar het centrum en Kláár is Kees! Een half uur later staan we werkloos buiten.  We hadden er op gerekend dat er wat tijd overheen zou gaan voordat we hem konden ontmoeten. Nu alles geregeld is hebben we opeens een paar dagen vrij.

 

De taxi die hij ons vanaf zijn kamer aanwees laten we links liggen. We lopen vanaf het cargo village bij het vliegveld naar het centrum van de stad en nemen eerst rechts de fly-over.

 

Een wandeling door een volle stad met hoge gebouwen, een druk verkeer en zo nu en dan een groen perkje.

We passeren een strak bijgesneden grasveld met mooi slank gras. Niet die dikke vlezige grassprieten die de taaiheid hebben om in droge vlaktes te overleven, maar het fijne gras dat alleen in goed gevoede tuinen gedijt. We kijken even om ons heen, “denk je dat het mag?” Het antwoord wachten we niet af, schoppen onze slippers uit en strelen onze voeten met dit zachte tapijt.

 

Het grasveld wordt ingekleurd met streken felgekleurde dorstige bloemen. Niets herinnert er aan dat dit ooit woestijn was. Of toch…. op die enkele plek waar het automatische  irrigatiesysteem, dat onder elk bloemenperk en onder elk park aangelegd is, nog niet aangesloten is, of tijdelijk hapert. Op die plekken zien we zand. Woestijnzand. Op alle andere plekken schiet op gezette tijden een sproeikop uit de grond omhoog en stuift het water over de vlakte. Of er loopt een Pakistani met waterslang…

 

Het is een comfortabele wereld. Op de buitenlucht na is alles gekoeld. We leven in een airconditioned hotel, reizen in airconditioned bussen en metro, wachten in airconditioned bushokjes (primeur voor ons) en doen onze inkopen in airconditioned winkels. We raken de hitte ontwend, binnen de kortste keren lopen we dus te puffen onder de brandende zon.

 

Dubai is één van de zeven emiraten die samen de Verenigde Arabische Emiraten vormen met aan het hoofd een sheik. Hun oorspronkelijke bewoners, de Arabieren, zijn vissers of behoren tot het Bedoeïenen woestijnvolk. Ze trokken met hun kamelen door de kale vlaktes, visten in de rijke wateren of doken naar parels. Totdat er olie gevonden werd en de woestijn en wateren een metamorfose ondergingen.

De ouderen kunnen zich die vroegere tijden nog goed herinneren. Maar de moderne Arabier trekt alleen nog de woestijn in met een verpletterende hoeveelheid PK’s, denkt er niet aan om het water in te springen voor die ene parel en laat het vissen over aan hun werknemers: de vissers uit India en Pakistan.

 

Intrigerend is het om te zien dat de Emiraten over een inwoneraantal beschikt waarmee je amper een paar dorpen vult. Door de zelfgecreëerde economie zijn de steden dichtbevolkt met  de geïmporteerde werkende klasse en is er een infrastructuur die alleen bij de grote jongens past. “Welkom in Manhattan” begroet een uit India afkomstige man ons.   

Wij vragen ons af waarom het niet “klein India” heet, want vrijwel iedereen die we ontmoeten komt uit India en in mindere mate uit Pakistan, de Filippijnen en Thailand. Vrijwel niemand die wij ontmoeten behoort tot de officiële inwoners van het Emiraat en beschikt alleen over een tijdelijke verblijfsvergunning.

Interessant is het ook om te zien hoe bijvoorbeeld het emiraat Dubai zijn kustlijn verveelvoudigt door eilanden te creëren. Nederlandse baggeraars hebben er een fikse klus aan gehad om eilanden in de vorm van palmbomen en wereldkaart in het water te laten herreizen. De wereldkaart is nog niet af. Het project is gefinancierd met ‘vreemd geld’. Geld van investeerders uit plekken elders in de wereld. Een stroom die vanwege de crisis even stokt waardoor een tijdelijke baggerpauze is ingelast.

In de stad merken wij niets van een crisis. Bouwwerkzaamheden aan nóg mooiere en nóg grotere gebouwen gaan gewoon door.

 

Het is een hardnekkig gerucht dat de rijke sjeiks elkaar graag aftroeven:

“Oh, is jouw tankdopje afgezet met diamanten, mijn helikopter heeft gouden wieken”

In de informatiebrochures die wij op het vliegveld kregen worden we telkens op de overtreffende trap gewezen:   groot-groter-grootst, hoog-hoger-hoogst, duur-duurder-duurst, uniek, unieker, uniekst!

 

 

Dubai beschikt over het hoogste gebouw ter wereld, over het enigste 7-sterren hotel, een met airco gekoeld strand, de langste indoor zwarte skipiste en grootste skifunpark, het enigst gebaggerde palmeiland, commerciële malls –winkelcentra- met het grootste vloeroppervlak, het grootste winkelaanbod. ENZOVOORT!

Het testosteron spat er van af! Al voelen we ons aliens in deze wereld, nu we er toch zijn storten we ons er vol in.

 

Omdat zo plotseling het regelwerk gedaan is hebben we opeens een paar dagen ‘vrij’ en vullen we de dagen met een culturele activiteit die in Dubai hoog aangeschreven staat: winkelen!

We bezoeken de vermaarde goudsoukh. Een winkelstraat waar een onmetelijke hoeveelheid goud aangeboden wordt ter verkoop. Etalages, vitrines, winkelwanden, alles is behangen met glimmend goud. Uiteraard ligt in één van de vitrines de grootste en zwaarste gouden ring ter wereld. En tussen deze enorme bergen goud zien we mensen die de moed hebben om hét kettinkje te vinden.

 

We bezoeken natuurlijk  de befaamde mall of the Emirates en de pas geopende Dubai mall. Van tevoren stellen we ons luxe winkelcentra voor. Een misvatting, in werkelijkheid zijn het nieuw gebouwde paleizen.

Behoedzaam lopen we door de paleisgangen en spieden voor de zoveelste keer achter ons om er zeker van te zijn dat onze slippers geen beschamende afdrukken achterlaten op de licht weerkaatsende vloeren. Als we ons er voor de zoveelste keer van vergewist hebben dat dit niet het geval is ontspannen we en bewonderen we de weldadige architectuur, blinkende kroonluchters met een metersgrote doorsnede, de fraai bewerkte plafonds, de piramidegrote lichtkoepels. Uiteraard ligt er geen efficiënt gelegd vloertje in dit paleis, maar een ingewikkeld ontwerp met kostbare materialen.  

We lopen door paleizen zoals ze alleen op de tekentafel bestaan. Alles is strak, glimt en her en der is een poppetje ingetekend dat het winkelend publiek symboliseert. Denkbeeldig tillen we deze tekening op en proberen de verschillen te ontdekken met de werkelijkheid.

Deze verschillen zijn er nauwelijks. De poppetjes die ingetekend zijn, zijn in werkelijk Arabische vrouwen die in zwarte gewaden voorbij schrijden. De voorgespiegelde schoonheid die op de tekentafel is ontstaan wordt in werkelijkheid niet geruïneerd door storende elementen zoals volle afvalbakken en winkelend publiek dat met uitpuilende plastic tassen rondbanjert.

In de Arabische Soukh (deel van het winkelcentrum) lassen we een korte toiletpauze in en wandelen de openbare toiletruimtes binnen. Een peperduur design waar je uiteraard niet plaats hoeft te nemen op een eenvoudig massatoiletje. Alles is afgestemd op de Orientaalse sfeer waar de toiletkamers in gesitueerd zijn.

  

 

Elke Mall heeft een eigen ruimte voor vertier. De ballenbak, waar Nederlandse kinderen al mee zijn verguld, valt in het niet in het kinderparadijs, dat een deel van de mall beslaat.  Een overdekte kermis met draaimolen, botsautootjes, spookhuis en gamepaleis waar je mooie prijzen kunt winnen. Ook leuk voor volwassenen. We zien een Arabier met zijn in een zwarte abeyya geklede vrouw in een rollercoaster plaatsnemen. Een soort afgesloten capsule die flink op en neer schudt en hele tijden onderste boven hangt. In de capsule wordt op dat moment een film gedraaid waardoor je de illusie hebt dat je in een noodvaartdoor de ruimte schiet (of zo). Duizelig stapte het paar even later uit. De vrouw gebaart dat ze de keren dat ze ondersteboven hing geen film kon kijken omdat het zwarte lapje dat haar gezicht afschermt voor vreemden, voor haar ogen hing. Zo’n typisch ongemak waar je als niet-hoofddoekdraagster niet stil bij staat.

 

                                                                                                                                                               

Het winkelend publiek dat van dit vertier verveeld raakt kan in de mall of the Emirates naar het winterparadijs voor een wandeling door de sneeuw of om af te sjezen van de langste zwarte indoorskipiste ter wereld. Voor wie dat te koud is –je woont per slot van rekening toch in een woestijn- kan terecht in het tropisch aquarium  in de Dubai mall. Je kunt er door de glazen tunnel lopen die door het aquarium leidt, of in een glasboot stappen voor een rondvaart, of –als dit alles te suf is-  mag je een duikpak aantrekken om een serieuze duik te maken tussen de haaien.

 

 

Na een paar dagen Dubai dalen we weer af naar onze eigen nederige werkelijkheid en stappen in de bus die ons naar Oman brengt. “You are good people” horen we de douanier zeggen wanneer hij ons uit de rij gastarbeiders (Pakistani en Indiërs) plukt waarmee onze bus gevuld is en ons verzoekt onze rugzakken uit de rij bagage te halen.

Onze bagage hoeft de strenge controle niet te doorstaan. Alle andere tassen moeten open en worden grondig doorzocht. Na de controle is het de beurt aan een hond die de tassen besnuffelt, maar niets vindt.

 

De woorden van de douanier zijn waarschijnlijk hoffelijk bedoeld, maar wij krimpen in elkaar en voelen ons erg ongemakkelijk tegenover de andere passagiers (the bad people?), die overigens geen enkel onbegrip tonen.

 

 

Bezoek! Marijke, de zus van Emiel zoekt ons op in Oman.

Marijke, de zus van Emiel, heeft spontaan een wandelvakantie geboekt in Oman die (natuurlijk toevallig) precies valt in de tijd dat wij ook in Oman willen zijn.

Vanaf het moment dat we weten dat Marijke komt hebben we haast. Buca moet het schip op, en snel! Want ze moet in Oman zijn als de wandeltrip van Marijke eindigt, zodat we aansluitend een week samen kunnen rondtrekken en zij kan genieten van het gemak dat wij van onze auto hebben. Keuken, badkamer, goede slaapkamer. Zo willen we wel gasten ontvangen.

Maar Buca is er niet! Ze dobbert nog rond op de Indische Oceaan. Haar plaats wordt ingenomen door een huurauto. De slaapkamer is een gammel trekkerstentje met opblaasbaar matras, de keuken is een benzinebrander met één pan en een paar lepels en de badkamer is de rivier.

Marijke deelt onze teleurstelling niet. Ze is vooral verheugd dat wij er zijn. Doordat ze het verschepingsverhaal nauw gevolgd heeft ging ze ervan uit dat wij een groot deel van de tijd in Dubai moesten zijn, of dat we pas later uit Tanzania konden vertrekken en we maar weinig tijd voor haar hadden.

Het is bijzonder, gezellig, eigenlijk gewoon fantastisch om een week met haar samen te reizen.

Voor het eerst sinds een half jaar zijn we weer even met iemand die onze families kent, een deel van onze vrienden, zelfs een aantal collega’s. We zijn voor heel even weer een klein beetje thuis.

Het is alsof we haar gisteren voor het laatst zagen, alsof het geen half jaar geduurd heeft tot ons weerzien. Alleen dragen de gespreksonderwerpen zich nu nog gemakkelijker aan. Het is niet voor het eerst tijdens onze reis dat we merken hoe leuk het is om onze verhalen op de website te plaatsen. Maar nu merken we nog sterker dat onze verhalen uitgebreid door de familie gelezen en besproken worden. Van buiten geleerd, bijna. Steeds doemt bij Marijke een nieuwe vraag op die voor de familie in onze verhalen onbeantwoord bleef.

En wij willen op onze beurt weten hoe het de familie vergaan is het afgelopen half jaar. Het blijkt een lastige vraag: “Even kijken, de eindstand weet ik: het gaat goed met iedereen! Maar wat was er ook al weer een maand geleden, of twee maanden, of vijf maanden.”

Terwijl het gesprek rustig voortkabbelt verandert Oman van een bezienswaardig land in een prachtig, spectaculair en sterk veranderend decor. De decorstukken wisselen in een traag tempo, want haast hebben we niet! Telkens vinden we een nieuwe reden om stil te vallen en verder te kletsen. Geen van ons heeft er zin in om ons door dit land te werken en vallen automatisch in een heerlijke sluimerstand waarbij onze ogen mogen rusten op indrukwekkende vergezichten.

En verder is het leven eenvoudig. We eten wanneer we trek hebben. Zo nu en dan zoeken we een comfortabel hotelbed op om even aan te sterken en lekker te douchen, maar minstens zo vaak slapen we op de plek waar die dag de vermoeidheid en het verlangen om te slapen overwint. We rollen onze slaapmatjes uit, maken het ons zo comfortabel mogelijk en kletsen nog even voordat we in een diepe slaap vallen.

Oman leent zich daar ook voor. Het is een makkelijk land. Als je de Indiërs (Omani’s blijven helaas vrij onzichtbaar) vraagt waar je kunt slapen, dan wijzen ze je geheid op een willekeurige plek: kamperen is minstens zo vanzelfsprekend als slapen in een sterrenhotel.

Lees het hele verhaal: Bezoek! Marijke, de zus van Emiel is in Oman.

 

2e keer Dubai

Eindelijk is het zover: we halen Buca op!

Nadat we Marijke op het vliegtuig hebben gezet, spurten wij naar Dubai en kruipen in een nieuwe vliegveld-hotelaanbieding (we kennen nu de weg, ook al moeten we nu via sluikse wegen in de transitruimte zien te komen).

Wat in Oman niet lukte, lukt in Dubai onmiddellijk. We bellen onze verscheper en vanaf dat moment barst een orkaan los. In een noodtempo werken we ons ontbijtje naar binnen en haasten ons naar de haven. Een aantal uren later verlaten we de haven, rijdend in Buca! (lees ons verschepingsverhaal Tanzania/verschepen)

 

Opeens leren we een nieuw Dubai kennen. We komen in contact met een bevolkingsgroep die ons tot dat moment gemeden had: de Arabieren! Hun nieuwsgierigheid is geprikkeld door de buitenlandse nummerplaat, iets dat ze niet vaak zien.

Dubai ligt in het uiterste puntje van het Arabische Schiereiland. De enige manier waarop je het overland kunt bereiken is via een doorsteek door het hermetisch afgesloten Saudi Arabië, of per ferry via Iran. Niet bepaald landen die voor veel mensen aansprekend zijn. Onze Nederlandse  nummerplaat is daarom in Dubai uniek, en dat is nou net wat de Arabieren aanspreekt.

Opeens komen ze op ons af en willen ze weten waar we vandaan komen. “Via Afrika naar Dubai??” Hun nieuwsgierigheid is geprikkeld. We krijgen telefoonnummers in ons hand gedrukt: “Bel me als je een probleem hebt”.

Diepgaand zijn de gesprekken niet. Terwijl ze met ons praten versturen ze sms-jes en voeren ze korte telefoongesprekken. Tijd is kostbaar in Dubai en een Arabier leeft efficiënt.

Hetzelfde gebeurt als we iets later Oman voor de tweede keer inrijden. We worden gezien door de Omanies en de Arabische gastvrijheid barst los. Slaapplaatsen, eten, noodnummers, aan niets ontbreekt het ons.

Ons tweede bezoekje aan Oman blijft kort. We reizen naar Muscat, waar op de Iraanse ambassade het toeristenvisum voor ons klaarligt en trekken rustig via Musandam, een puntje Noord Oman dat niet aan Oman grenst, maar omsingeld is door de Verenigde Arabische Emiraten terug naar Dubai.  Een bijzonder stukje Oman dat bekend staat om de bijzondere wadi’s en de uitbundige fjordenkust. We rijden door diepe kloven en proberen het uiterste puntje te bereiken dat bekend staat om de indrukwekkende fjorden. Zover komen we niet. Halverwege stuiten we op een bijzonder grensbeleid. Volgens onze informatie is Musendam op dit moment toegankelijk, maar de praktijk is weerbarstiger. We botsen halverwege op een slagboom. En daarachter staat een strenge militair die ons terugstuurt. Wij zijn niet de enigen. Ook de inwoners van Dubai en Oman worden teruggestuurd. Zonder bijzondere toestemming mag niemand het gebied in.

Op de terugweg wacht ons nog een verrassing. We rijden in een rustig tempo om te kunnen genieten van het landschap. We stoppen even om de auto’s die achter ons rijden voorbij te laten. Ze halen ons niet in maar stoppen. In het Nederlands worden we aangesproken. “Komen jullie echt uit Nederland?” Ze volgden ons in de hoop dat we zouden stoppen. Het zijn in Dubai woonachtige Nederlanders. “Hebben jullie zin in een biertje?” vragen ze nog voordat ze na het kletsen weer instappen om verder te rijden. Een biertje? Hier in Oman? In het land waar alcohol verboden is?

Die avond drinken we een gecamoufleerd biertje op het strand. Op een paar meter van ons vandaan spelen de Omanies voetbal. Ze laten ons ongemoeid. In stilte proosten we op onze Nederlandse vrienden.

 

3x Dubai

Vlak voordat we de oversteek naar Iran maken rijden we voor de laatste keer Dubai binnen.

De laatste nacht op het Arabisch schiereiland draaien we onze tent op in een peperdure wijk in de buurt van de haven in het emiraat Sharzjah (het noordelijke buuremiraat van Dubai).

De volgende ochtend spreekt de eigenaar van het huis waarnaast we onze auto geparkeerd hebben ons verbolgen aan: “Waarom hebben jullie vannacht niet aangebeld? Dan had ik jullie een kamer aangeboden. Kom binnen, drink thee met ons, eet met ons, ik laat jullie zien waar jullie de komende nachten slapen”

 

Hij wijst ons op de foto’s die aan de muur hangen. Imponerende foto’s, waarmee hij de status van zijn familie toont. Zo zien we bijvoorbeeld op een foto de ontmoeting tussen zijn vader en Sultan Qaboos van Oman.

Maar hij begint pas echt te glimmen als hij ons wijst op de foto van zijn kameel. “Dit is een echte kampioen! Deze kameel heeft een aantal kamelenraces gewonnen.”

We hadden al gelezen over de arabier en zijn kameel. Niets is ze te gek om in het bezit te komen van een winnaar. Een kampioen is goud waard. Potentiële kampioenen worden elders in de wereld opgekocht en naar Dubai gevlogen. Zuid-oost Soedan heeft bijvoorbeeld een goede reputatie als het om snelle kamelen gaat.

Hij leidt ons nog rond over zijn terrein en wijst smalend op het huis van zijn moeder dat bedekt is met doeken waarvan een nomadentent gemaakt is. “Kijk toch eens, het kost een fortuin om het zo te maken, maar veel ouderen vinden het mooi en willen het zo.”

Hij vindt het helemaal niets dat zijn moeder tussen alle moderne glimmende gebouwen op zijn terrein nog verlangt naar de tijd dat ze in een nomadentent in de woestijn leefde.

Hij dringt nogmaals aan dat we nog even in Dubai moeten blijven, maar we blijven niet. Over een paar uur vertrekt onze boot naar Iran.

“Ik vind het echt jammer dat jullie vanavond uit Dubai vertrekken. Kom nog eens terug en bel dan wél aan!”

 

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

 

Mocht je met jou auto (hoeft echt geen Landcruiser HZJ 78 te zijn...) de oversteek Emiraten, Dubai, Sharjah naar Iran, Bandar Abbas willen maken of plannen en zo willen verschepen met de ferry, makkelijk roll on roll off dan vindt je hier het ticket buro van de boot maatschappij. De overtocht is best goed en je kunt zo prima verschepen van het Midden Oosten naar Iran, zuid oost azië. Hier de Iran zijde info.

De ferry compani heet "Oasis" en zit ten noorden van Dubai, in Sharjah :  GPS coordinaten;Ticket office Oasis: N 2519037 E 05522991; Haven Shjarjah, port rajid ferry naar Iran : N 25.21.102 E 055.22.633; haven in Bandar Abas , port ferry N 27.09.210 E 056.12.220 (in hddd0mm.mmm')

Telefoon van Oasis Freight Agency Valfajr Shipping is in de Verenigde Arabische Emiraten: 06-5596320, Fax: 06-5595340 

Je mag de auto wel zelf de boot oprijden, maar in Iran mag je hem er niet van afrijden. Onze "Bill of Lading" kun je hier goed leesbaar bekijken.

Oasis shipping dubai vae sharjah bandar abbas iran ferry 

  

TerugVerder